Kroost

Op 10 september 2016, over deze onderwerpen: TV-columns door Carl Huybrechts
Rocco, kleine en grote Rik

Dit stuk gaat over Kroost. Ik had Rocco beloofd dat ik zou kijken en erover schrijven. Rocco, de Zuiditaliaanse edelsteen die geslepen is in Waterschei en daar zo fel begon te schitteren dat de wereld hem wel moest zien. U hebt meer recht om in zijn gloed te staan dan ik, dat weet ik wel, Limburg is zijn tweede vaderland. Maar Rocco is mijn voetbalvriend. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig speelden we geregeld samen in het BRT All Star Team, met Willy Sommers ondermeer en Eddy Merckx en Raymond van het Groenewoud en Zjef Vanuytsel. Als Rocco meedeed hadden we twee ballen nodig, een pass naar de kleine Italiaanse dribbelaar en je zag het leer nooit meer terug. Ook Rik Coppens deed wel eens mee. Rocco adoreerde net als ik de keizer van het Kiel. Rik De Saedeleer, wiens oordeel over voetbal ver boven elke twijfel verheven is, beschouwde Coppens als de beste Belgische speler ooit. U weet het misschien niet, maar op het wereldkampioenschap van 1954 in Zwitserland werd Rik Coppens door een panel van experten tot beste aanvaller van de wereld verkozen. Rocco zat in die tijd als jongetje op het gras langs de kalklijn in het stadionnetje van Thor Waterschei. Hij zag daar één keer per jaar zijn idool Coppens goochelen en wilde voetballer worden.

De foto uit ons familiealbum dateert van 4 maart 2014, de derde verjaardag van mijn zoontje Rik, genoemd naar. Mijn vrouw maakte ze met een Iphone. Het was een van de laatste heldere momenten van Rik Coppens, die daarna verloren liep in zijn hoofd en nooit meer de weg naar buiten vond. Minder dan een jaar later overleed hij. Kijk goed, Rocco vertoeft in hogere sferen, dat zie je aan zijn ogen. Als hij ze sluit geniet hij of is hij aan het componeren. De foto staat bij Rocco op de piano. Daar ben ik heel blij en erkentelijk om.

Ik mocht dus zeker deze aflevering van Kroost niet missen. Ik kwam tot rust door ernaar te kijken. De beelden schoven voorbij met de waardige traagheid die bij nostalgie hoort. Al heeft Rocco ontzettend veel succes gekend, er ligt een ongelooflijke tristesse aan de basis van zijn leven. Een tienjarige jongetje dat in het straatarme Calabrië in een onooglijke dorpje, Figline, zijn papa naar het stationnetje vergezelt. Het jongetje is er het hart van in. Papa, laat ons niet alleen, blijf hier, prego. Een jaar later stapt dat jongetje zelf van de trein in de grauwe Genkse mijnstreek. Weg mooie heuvels, weg azuurblauwe hemel, weg de bedwelmende geur van de zee, de lokkende Mediterraneo. Papa, laat ons terugkeren. Het verhaal van zijn tante, zia Marieta, zus van mama Granata. Ze was jong en zwanger en haar man vertrok naar Brazilië. Hij kwam nooit terug, liet nooit meer wat weten. Ze voedde alleen haar zoontje op, die werd militair en verdronk in een rivier. Zia Marieta sleet haar leven in het armoedigste huisje van Figline en kleedde zich alleen nog maar in zwart, tot en met de dag van haar eenzame dood.

De levensles van Rocco, internationaal gelauwerd en geëerd artiest: nooit geraak je waar je echt wil zijn, jamais.

De droefnis van de kleine Rocco hoor je telkens wanneer de maestro zijn accordeon vastpakt. Elk liedje is in mineur, de ondertoon van het leven van een mijnwerker. Het instrument weeklaagt zachtjes, het kleine manneke van toen zit erin opgesloten. En weent nog steeds.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is