Callboys

Op 1 oktober 2016, over deze onderwerpen: TV-columns door Carl Huybrechts
Matteo Simoni

De fenomenale Robbe De Hert, sociaal bewogen filmregisseur, filosoof, non-comformist en Antwerps icoon van de allergrootste orde, zei het 30 jaar geleden: “Sjoe, in elke vent zit een beetje homo. Bij de ene is dat 95%, bij de andere misschien 5%, maar het valt niet te ontkennen.” Robbe slijt zijn oude dag verstoken van alle weelde in een steegje in de metropool. Zijn woorden bleven me bij. Wanneer ik naar Callboys kijk probeer ik het vrouwelijke deel in mezelf aan te spreken (voor zover dat er daadwerkelijk zou zijn) om de fuzz rond die jongens te kunnen taxeren. Dat valt tegen. Op geen enkel moment voel ik een greintje van de aantrekkingskracht die bijvoorbeeld Richard Gere destijds wel vermocht op te wekken als stijlvolle mannelijke prostitué in American Gigolo.

Al is het wellicht een uitgangspunt van de reeks. Het ontbreekt de boys Wes, Jay, Devon en Randy in zo’n grote mate aan stijl dat die leemte eigenlijk ook een beetje de verhaaltjes uitholt. Stef Aerts, Rik Verheyen en Matteo Simoni zetten karikaturen van gigolo’s neer, maar er schort -naar mijn smaak- iets aan de dosering van de tics en de humor. Wanneer Rik Verheyen over een tot het veganisme bekeerde dame zegt : “Ja die groentebende, ze zijn onredelijk, fanatiek en destructief voor de economie”, dan past die tekst eigenlijk niet uit de mond van zijn dommig personnage, de pseudo-slimmerik Jay. Jay kan zo’n moeilijke woorden onmogelijk in de juiste context gebruiken, laat staan ze onthouden. Matteo Simoni speelt Devon, opnieuw een figuur die het warm water niet heeft uitgevonden, geheel in de lijn van Smos uit Safety First. Devon kan nooit volgen, de halve grapjes zijn dus niet uit de lucht. ’t Is wel ‘s geestig, maar ook  vooral voorspelbaar. Wanneer de boekhouder een schematisch voorstelling tekent van de VOF Callboys, vennootschap onder firmanaam, zegt Devon : “en waar staat dat gebouw dan?” “Dat is geen gebouw Devon, dat is een vierkant” “Ah, ik dacht dat het een huis was met in ’t groot op het dak de letters VOF”. 

De jongens laten in een daartoe gespecialiseerde medische afdeling een lavement zetten. Schone darmen zijn een meerwaarde in de liefde. Ze liggen met zijn drieën naast elkaar op evenveel massagetafels, gehuld in witte handoeken waaronder de plastieken leidingen hun weg zoeken richting sluitspieren. Er ontspint zich een discussie, geluidsmatig ondersteunt door de borrelende machines. De woordenwisseling wordt veel te snel te heftig, de jongens maken zich heel boos, gaan tekeer en dan schieten de darmpjes los. Alles spuit in het rond. Je kon het met je ellebogen voelen aankomen. De beste grap zat in een reclameblok tussendoor. Guy Mortier sprak op de hem kenmerkende waardige toon waaronder een goudader  ironie schuilgaat: Humo en Callboys, de klant komt eerst.

Natuurlijk heeft regisseur-scenarist Jan Eelen bij herhaling topproducten afgeleverd, ’t is bijna heiligschennis om zijn werk niet te adoreren, maar dit keer heb ik twijfels. Niet over Ann Miller evenwel, zij is Bianca, een bevriende prostituee die af en toe wordt ingehuurd voor speciallekes en die als ervaringsdeskundige de prestaties van de jongens evalueert. Miller etaleert zoals meestal een buitengewoon aangename naturel, haar timing en intonatie zitten perfect en dat komt de esprit in haar lijnen zeer ten goede. Wanneer ze Bart Hollanders, die als Randy mee in het vak wil stappen, op zijn vaardigheden heeft getest is haar oordeel, verpakt in een ravissante, raadselachtige glimlach: “Amai”.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is